Voor de hazelnootboter: laat 125 g hoeveboter smelten op een zacht vuur en laat het even sudderen tot het een geur en kleur van hazelnoten krijgt. Klaar de boter door het schuim weg te scheppen en giet het rustig over in een kommetje, zodat de verbrande stukjes in de pan blijven.

Rooster de pindanoten in een hete pan zonder vetstof en hak ze daarna fijn.

Voor de salieolie: snij een handjevol salie fijn (hou de rest voor later). Verhit 2dl olie op een middelmatig vuur (mag zeker niet koken) en doe er de fijngesneden salie en 1 teentje gekneusde look in. Zet het vuur af en laat het geheel volledig afkoelen. Giet het dan door een neteldoek of koffiefilter.

Was de vongole meermaals in koud water (voeg geen zout toe). Er mag geen zand meer op de bodem van je pot liggen.

Voor de beurre blanc: stoof de sjalotten, samen met 2 teentjes look, aan en blus het met het witbier en de wijn. Voeg er de room en de rest van de salie aan toe (hou nog enkele blaadjes bij voor de afwerking) en laat het geheel koken tot het tot 1/3 gereduceerd is. Zeef alles en duw goed zodat alle smaken vrijkomen.

Doe de hazelnootboter in een steelpan en laat het heet worden. Voeg er de vongole bij, wat peper en doe er het deksel op. Als de schelpen net beginnen open te gaan, doe er dan de beurre blanc bij, doe er opnieuw het deksel op, en laat het nog even staan tot alle schelpen open zijn. Haal dit alles opnieuw door een zeef boven een ander pannetje. Werk de saus op met koude, zachte verse hoeveboter en kruid naar eigen smaak af met peper, zout en een scheutje citroensap.

Afwerking: doe de vongole in een diep bord en doe er de saus over. Werk dan af met enkele druppels van de salieolie, de geroosterde pindanoten en enkele blaadjes salie. Serveer het met een stuk streekbrood.

Dranktip: een jonge, frisse, witte streekwijn